Albron-arrest Hof: overgang onderneming bij personeels-BV (Roest rust niet!)

In de al sinds 2005 spelende Albron-zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam na aan jarenlange procedure op 25 oktober 2011 een belangrijke uitspraak gedaan op het gebied van overgang van onderneming, detachering door personeels-BV’s en outsourcing. Door overgang van een onderneming (bijv. door verkoop of fusie) gaan de rechten en plichten uit de arbeidsovereenkomsten met de werknemers automatisch van de vervreemder van die onderneming mee over naar de verkrijger. Deze regeling is complex en heeft al voor veel jurisprudentie gezorgd. Maar nog complexer wordt het, als het personeel niet in dienst is van de vervreemder van de ondernemingsactiviteiten, maar van een personeels-BV.

Heineken Nederland BV (hierna: Heineken BV) verzorgde binnen het Heineken-concern de cateringactiviteiten. De werknemers die de cateringactiviteiten verrichtten, hadden echter geen arbeidsovereenkomst met Heineken BV, maar met een personeels-BV (Heineken Nederlands Beheer BV) die fungeerde als centrale werkgeefster van het personeel dat werkzaam is binnen het Heineken-concern. De ca. 70 werknemers werden door de personeels-BV permanent gedetacheerd bij Heineken BV. Heineken BV droeg i.h.k.v. outsourcing de cateringactiviteiten over aan Albron Catering BV (hierna: Albron BV). Albron BV nam de werknemers in dienst, maar bood de werknemers minder goede arbeidsvoorwaarden.

Volgens de werknemers moet de overgang van de cateringactiviteiten van Heineken BV aan Albron BV beschouwd worden als overgang van onderneming en hebben zij recht op dezelfde arbeidsvoorwaarden. Werknemer John Roest (Roest) en FNV Bondgenoten vorderden daarom bij de kantonrechter te Utrecht met terugwerkende kracht vanaf 1 maart 2005 betaling van een (gemiddeld 35% hoger) hoger loon en kregen daarin op 15 maart 2006 gelijk. Volgens Heineken en Albron is er geen sprake van overgang van onderneming, omdat de werknemers geen arbeidsovereenkomst met Heineken BV hadden. Albron ging daarom in april 2006 in hoger beroep bij het Gerechtshof te Amsterdam.

In antwoord op door het Gerechtshof Amsterdam gestelde (prejudiciële) vragen, heeft het Hof van Justitie van de EU op 21 oktober 2010 een onderscheid gemaakt tussen de niet-contractuele werkgever (Heineken BV) en de contractuele werkgever (de personeels-BV). Volgens het HvJ EU prevaleert de positie van de contractuele werkgever niet systematisch boven de positie van de niet-contractuele werkgever die verantwoordelijk is voor de activiteiten. De niet-contractuele werkgever Heineken BV kon daarom als vervreemder van de onderneming worden beschouwd.

Na de beantwoording van deze prejudiciële vragen kon het Gerechtshof Amsterdam op 25 oktober 2011 eindarrest wijzen in deze zaak. Het Hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter van 15 maart 2006 en stelde daarmee John Roest c.s. ruim 5 jaar later in het gelijk. Albron dient met terugwerkende kracht vanaf 1 maart 2005 het achterstallige loon met rente aan Roest c.s. te betalen en de arbeidsvoorwaarden toe te passen die golden tussen hen en Heineken Nederlands Beheer BV.  Tenzij Albron bij de Hoge Raad cassatie instelt, is er met dit arrest een einde gekomen aan deze zaak. Roest rust niet … (en wint!).
Lees het arrest hier !

Specialisme