Lid van een vereniging altijd gebonden?

 

Wat zijn de gevolgen voor een lid van een verenging als (het bestuur van) deze vereniging met een derde partij een overeenkomst sluit? Die vraag kwam aan de orde toen de belangenvereniging van de bewoners van een recreatiepark, een commerciële overeenkomst sloot met een bedrijf dat belast was met het beheer van het park. Op basis van die overeenkomst mocht deze beheerder een hoger bedrag aan beheervergoeding in rekening brengen aan de individuele leden van de vereniging, in verband met de permanente bewoning op het recreatiepark.
Enkele leden van de vereniging weigerden te betalen en stelden dat zij niet gebonden waren door de overeenkomst.

De Kantonrechter te Almelo moest hierover oordelen. Hij wees de vordering van de beheerder toe, stellende dat de vereniging, op grond van artikel 14 lid 5 van de statuten van de vereniging, bevoegd was om haar leden te binden en dat er een meerderheidsbesluit was genomen door de algemene ledenvergadering.

Vanwege het geringe belang (de vordering bedroeg niet meer dan € 1750,--)stond er tegen het vonnis van de Kantonrechter geen hoger beroep open. De Hoge Raad kan in dergelijke gevallen –onder omstandigheden- te hulp worden geroepen.

De Hoge Raad tikte met zijn arrest van 13 januari 2012 de Almelose Kantonrechter op de vingers en vernietigde diens vonnis. Het betreffende artikel in de statuten heeft geen betrekking op de mogelijkheid tot binding van de leden aan overeenkomsten die de vereniging voor hen aangaat, maar slechts op de vertegenwoordiging van de vereniging door het bestuur.
Bovendien volgt uit artikel 2:46 BW dat de bevoegdheid tot het aangaan van verplichtingen ten laste van de leden, expliciet in de statuten van de vereniging moet zijn opgenomen. Van een dergelijke expliciete bepaling was geen sprake.
Lees het arrest van de Hoge Raad hier.