Merkhouders zetten horloges gelijk

In een gezamenlijke gerechtelijke actie is een elftal merkhouders (waaronder Breitling, Chanel, Dior, en Tag Heuer) er in geslaagd een aantal websites (25) uit de lucht te laten halen waarop namaakproducten, voorzien van hun merknamen, werden aangeboden.
Zij deden dat door de hostingprovider in kort geding te dagen voor de Voorzieningenrechter te ’s-Gravenhage.

Het standpunt van de merkhouders in dit kort geding was dat de (in Zweden gevestigde) hostingprovider als tussenpersoon is te beschouwen en dat deze op grond van het Beneluxverdrag Intellectuele Eigendom door de rechter kan worden bevolen, de diensten waarvan derden gebruik maken om inbreuk op de merkrechten te maken, te staken.
Het voornaamste verweer van de hostingprovider was dat hij niet als tussenpersoon mocht worden beschouwd. De Voorzieningenrechter was het echter met de merkhouders eens, oordeelde dat deze hostingprovider als tussenpersoon was aan te merken en overwoog daarbij: i) dat op de websites duidelijk Nederland als land werd aangeduid waaruit de producten besteld kunnen worden en waar de producten naartoe kunnen worden gestuurd; ii) er kan met euro’s worden betaald en iii) de websites zijn in het Engels, welke taal in Nederland door bijna iedereen goed wordt begrepen.  

Ook de andere verweren van de hostingprovider, waaronder het verwijt aan de merkhouders dat zij te weinig hebben gedaan om de houders van de websites zelf aan te spreken, werden verworpen. Dat het gevraagde bevel niet tot het beoogde doel zou leiden omdat de websitehouders dan hun heil zouden gaan zoeken bij andere providers, werd ook niet gevolgd. Bovendien bleek dat de merkhouders ook al andere hostingproviders hadden aangeschreven en dat deze de betreffende websites al ‘off-line’ hadden gehaald. Het hier gevraagde verbod werd als proportioneel beoordeeld.

Met deze uitspraak (weliswaar een maatregel in kort geding en [nog] niet getoetst in hoger beroep) staat er een zeer effectieve weg open voor merkhouders in het algemeen om in één klap een groot aantal websites waarop ‘fakes’ worden aangeboden, uit de lucht te schieten.
En voor de kosten hoeven ze het niet te laten. De Voorzieningenrechter kende een proceskostenvergoeding toe van € 35.000,--.
Het kortgeding vonnis van 21 augustus 2012, is hier te lezen.