Sanering schulden onderneming tijdens Corona: eerste WHOA-akkoord bekrachtigd

Op 19 februari 2021 heeft de rechtbank Noord-Holland het eerste akkoord onder de WHOA bekrachtigd. Hierdoor is de schuldenlast van de onderneming van bijna € 1.6 mio met 121 schuldeisers gesaneerd, waardoor daarvan ca. € 393.000 diende te worden betaald. Het betrof een onderneming in de evenementenbranche met 25 werknemers, die als gevolg van de uitbraak van het Corona-virus en de om die reden door de overheid getroffen maatregelen per 15 maart 2020 was stilgevallen, omdat de door hen georganiseerde evenementen niet meer waren toegestaan.

Achtergrond van de WHOA
De Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) is op 1 januari 2021 in werking getreden. De WHOA biedt levensvatbare ondernemingen met liquiditeitsproblemen een goede mogelijkheid om te herstructureren en schulden te saneren via een akkoord met schuldeisers en aandeelhouders. In het kader van dat akkoord krijgen de schuldeisers een gedeelte van hun vordering betaald. De sanering vindt plaats buiten faillissement of surseance van betaling, terwijl het akkoord met de schuldeisers als gevolg van bekrachtiging (homologatie) door de rechtbank wel verbindend wordt voor alle schuldeisers. Dat is een groot verschil met de situatie van voor 1 januari 2021, waarbij een buitengerechtelijk akkoord feitelijk door één niet meewerkende schuldeiser kon worden tegengehouden. De WHOA-procedure kan snel verlopen, maar duurt wel minimaal een maand.

De WHOA in vogelvlucht
De herstructurering onder de WHOA vindt zoals gezegd plaats buiten een formele insolventieprocedure, zodat er geen sprake is van faillissement of surseance van betaling (waarin overigens ook een akkoord kan worden aangeboden). Er is dus geen curator, bewindvoerder of rechter-commissaris bij betrokken. De regelgeving is echter wel opgenomen in de Faillissementswet (Fw) en de rechtbank kan een belangrijke rol spelen. Zo kan door de rechtbank bijvoorbeeld een ´observator´ worden aangesteld, die toezicht houdt op de totstandkoming van het akkoord en let op de belangen van de gezamenlijke schuldeisers (380 Fw). De rechtbank kan ook een “herstructureringsdeskundige´ aanstellen, die een akkoord kan aanbieden (371 Fw). De rechtbank kan een afkoelingsperiode afkondigen (376 Fw), een uitspraak doen over aspecten die van belang zijn voor het tot stand brengen van een akkoord (378 Fw), toestemming verlenen om een overeenkomst eenzijdig op te zeggen (373 lid 1 Fw) en voorzieningen treffen ter beveiliging van de belangen van schuldeisers of aandeelhouders (379 Fw). De gegevens over de procedure moeten bovendien bekend gemaakt worden in de insolventieregisters en de Staatscourant (370 lid 4 Fw).

Bij de stemming over het akkoord worden de schuldeisers in klassen ingedeeld (374 Fw). Zo kunnen er bijvoorbeeld klassen zijn van preferente schuldeisers, concurrente schuldeisers of aandeelhouders. De stemming kan schriftelijk plaats vinden of in een vergadering, fysiek of via elektronische communicatie (381-6 Fw). Een klasse heeft vóór gestemd, indien het besluit daartoe wordt aangenomen door een groep van schuldeisers die tenminste twee derden vertegenwoordigen van het totale bedrag aan vorderingen binnen die klasse (381-7 Fw). Indien ten minste één klasse van schuldeisers met het akkoord heeft ingestemd, kan de onderneming de rechtbank verzoeken om het akkoord te homologeren (383 Fw). Homologatie betekent ´goedkeuring´ of ´bekrachtiging’. De rechtbank toetst daarbij aan homologatiecriteria (384 Fw). Schuldeisers en aandeelhouders kunnen de rechtbank verzoeken het homologatieverzoek af te wijzen (383-8 Fw). Een gehomologeerde akkoord is verbindend voor de schuldenaar en voor alle stemgerechtigde schuldeisers en aandeelhouders (385 Fw). Schuldeisers die behoren tot een tegenstemmende klasse, bestaande uit kleine ondernemingen met vorderingen uit geleverde goederen of diensten of uit een onrechtmatige daad, hebben (behoudens zwaarwegende gronden) recht op een minimale uitkering van 20% van hun schuldvorderingen (375 lid 2 sub f Fw). Rechten van werknemers kunnen niet worden gewijzigd (369 lid 4 Fw).

Een WHOA-akkoord kan een tamelijk basaal karakter hebben, maar kan ook met vele ‘toeters en bellen’ worden aangekleed en een uitgebreide en gecompliceerde procedure worden. Er valt uiteraard heel veel meer te zeggen over de hiervoor in het kort genoemde aspecten, maar dat gaat het kader van deze bijdrage te buiten. De hierna te bespreken uitspraak van de rechtbank Noord-Holland vormt een mooi eerste voorbeeld van een relatief eenvoudige, recht-toe-recht-aan WHOA-procedure.

De WHOA-uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 19 februari 2021
Na het stilvallen van de business heeft de onderneming eerst een reorganisatie doorgevoerd om kosten te saneren, waarbij onder meer 21 personeelsleden zijn afgevloeid, de huur van de bedrijfsruimte is beëindigd, leasecontracten van auto’s en machines zijn beëindigd en verzekeringen zijn aangepast.

Vervolgens is er op 29 december 2020 aan de schuldeisers een akkoord aangeboden, waarbij de schuldeisers in drie klassen waren verdeeld: 1) een retentor (een schuldeiser die afgifte van een zaak opschort tot de vordering i.v.m. zijn werkzaamheden is betaald), 2) de Belastingdienst met een preferente vordering van € 527.060 en 3) concurrente (handels)crediteuren met vorderingen van in totaal € 893.318.

Het aangeboden akkoord hield o.a. in dat aan concurrente schuldeisers 16% zou worden betaald, aan de Belastingdienst 21% en dat de retentor € 139.000 zou ontvangen plus 16% van het restant. De onderneming wilde de huurovereenkomst voor de huur van drie printers (die nog zou doorlopen tot december 2023) opzeggen. Aan de verhuurder werd aangeboden dat hij 16% zou ontvangen van de contante waarde van de huurovereenkomst.

Voor de schuldeisers was een website geopend met informatie over het akkoord, zoals een toelichting, jaarrekeningen en taxatierapporten. In de periode van 29 december 2020 t/m 8 januari 2021 is er gestemd. De meerderheid van klasse 1 (retentor) en 3 (concurrente schuldeisers) heeft vóór gestemd. Dat niet ten minste 20% werd aangeboden, was voor de schuldeisers blijkbaar geen bezwaar (en voor de rechtbank kennelijk ook niet; in de beschikking is hierover niets terug te vinden) . De Belastingdienst heeft zich (zij het pas op 21 januari 2021) eveneens akkoord verklaard.

De procedure bij de rechtbank ving aan door het deponeren van de startersverklaring bij de griffie van op 11 januari 2021. Op 22 januari 2021 werd door de onderneming een verzoek tot homologatie van een akkoord ingediend, vergezeld van een verslag over de stemverklaringen èn van een verzoek om een overeenkomst op te mogen zeggen. Op 27 januari 2021 bepaalde de rechtbank dat de homologatie en het verzoek tot opzegging op 2 februari 2021 zou worden behandeld tijdens een (digitale) openbare terechtzitting. Eén van de schuldeisers had op 28 januari 2021 een verweerschrift ingediend en verzocht de homologatie af te wijzen. Het verzoek tot homologatie van het akkoord is op de (digitale) openbare terechtzitting van 2 februari 2021 behandeld. Er zijn geen schuldeisers verschenen. De advocaat van de onderneming werd verzocht om op 11 februari 2021 een toelichting te geven op het verzoek om toestemming voor eenzijdige opzegging van de overeenkomst.

Toetsing door rechtbank
Het uitgangspunt is dat de rechtbank het verzoek tot homologatie (en in dit geval opzegging van de overeenkomst) toewijst, tenzij zich in de wet genoemde afwijzingsgronden voordoen. De rechtbank toets eerst aan algemene afwijzingsgronden, die onder andere zien op het besluitvormingsproces (termijn voorlegging akkoord, kennisgevingen, stemming, informatieverstrekking, correctie indeling in klassen, juiste bedrag, etc.). Ook toetst de rechtbank of de onderneming verkeert in een toestand waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat met het betalen van de schulden niet kan worden voortgegaan.

In dit geval oordeelde de rechtbank dat geen van de algemene afwijzingsgronden zich voordeden en dat alle klassen vóór het aangeboden akkoord hebben gestemd. Enkele punten die voor de rechtbank niet helder waren, zijn tijdens de mondelinge behandeling toegelicht.

Indien tegen de homologatie bezwaar is gemaakt (zoals in dit geval), vindt er een verdere toetst aan aanvullende (of bijzondere) afwijzingsgronden plaats. In dat kader diende de rechtbank te beoordelen of de schuldeiser die bezwaar had gemaakt, op basis van het akkoord slechter af zou zijn dan bij een vereffening van het vermogen in faillissement. Volgens de rechtbank was dat niet het geval en had de onderneming voldoende onderbouwd dat schuldeisers op basis van het akkoord beter af was. Omdat evenmin gebleken was van andere bijzondere afwijzingsgronden, heeft de rechtbank het akkoord gehomologeerd en toegestaan dat de duurovereenkomst (huur printers) eenzijdig zou worden opgezegd.

Ten slotte
Indien u behoefte heeft aan hulp bij het herstructureren van uw onderneming, bijvoorbeeld door middel van een WHOA-akkoord, kunt u contact met ons opnemen.

De besproken uitspraak van de rechtbank Noord-Holland kunt u hier vinden: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNHO:2021:1398

Herman Kreikamp, 24 februari 2021