Ook een dividenduitkering kan 'verjaren' !

Als een vennootschap een goed jaar heeft gedraaid in financiële zin, kan door de aandeelhouders worden besloten de gerealiseerde winst als dividend te gaan uitkeren. Ook bestaat de mogelijkheid tussentijd een dividenduitkering te doen; een zogenaamd interim-dividend. Deze dividenduitkeringen zijn aan de nodige formaliteiten gebonden. Die moeten er voor zorgen dat geen dividend wordt uitgekeerd als de vennootschap toch niet over voldoende eigen vermogen beschikt of niet voldoende liquide middelen beschikbaar heeft. De regels hiervoor worden steeds verder aangescherpt. In een aantal gevallen zal de vennootschap bij de betalen van het dividend moeten zorgdragen voor de inhouding van dividendbelasting, ter hoogte van 15% van de ‘opbrengst’.  Dit geldt bijvoorbeeld bij een privé-aandeelhouder (als voorheffing voor de inkomstenbelasting) of bij een buitenlandse aandeelhouder.

Stel nu dat op een rechtsgeldige manier door de aandeelhouders van een vennootschap het besluit is genomen om dividend uit te keren aan deze aandeelhouders. Het kan dan gebeuren dat verzuimd wordt het dividend ook daadwerkelijk aan de aandeelhouders uit te keren. Denk aan de situatie waarin dit gewoonweg wordt vergeten, of een geval waarin de vennootschap na het nemen van het dividendbesluit toch de liquide middelen voor andere doelen worden aangewend. De dividendvordering verjaart normaal gesproken vijf jaar na het nemen van het dividendbesluit.

Het dividend valt dan weer toe aan de vennootschap. In de statuten van de vennootschap kan echter een langere termijn worden opgenomen. Dit laatste is meestal niet het geval, maar wel wordt vaak in de statuten geregeld dat de dividendvordering na vijf jaar ‘vervalt’. Juridisch gezien heeft een vervaltermijn een andere status dan een verjaringstermijn. Een verjaring kan nog worden gestuit door middel van een brief, een verval kan alleen maar worden gestuit door het opstarten van een juridische procedure.

In een recent geval werd deze vijfjaartermijn enkele aandeelhouders van Chipshol Forward NV fataal. Zij kochten in 1991 aandelen in deze NV. Daarna namen zij het standpunt in dat zij bij de aankoop waren misleid door onjuiste informatie in een (concept)prospectus. In 1998 gingen zij over tot ontbinding van de koopovereenkomst en startten zij een procedure om de koop van de aandelen terug te draaien. In oktober 2011 werden de aandeelhouders definitief door de rechter in het ongelijk gesteld. In de tussentijd was bij Chipshol Forward over de jaren 2002, 2003, 2004 en 2005 steeds een dividendbesluit genomen. Omdat de genoemde aandeelhouders nog over de koop van de aandelen procedeerden, hebben zij het dividend niet opgevraagd. Toen in oktober 2011 duidelijk werd dat zij aandeelhouder zouden blijven, eisten zij alsnog het dividend op over de jaren 2002-2005.

De rechter stelde vast dat in de statuten een vervaltermijn was opgenomen van vijf jaar na de dividendbesluiten en dat de vorderingen van de aandeelhouders tot uitkering van het dividend niet meer kunnen worden toegewezen. Omdat sprake was van een vervaltermijn, hadden de aandeelhouders binnen de vijfjaarstermijn de zaak aan de rechter moeten voorleggen. De aandeelhouders liepen aldus een bedrag van ca € 250.000 aan dividend mis.