(toch) Geen aanspraak op loon als het Hof – in afwijking van de kantonrechter – het ontslag op staande voet rechtsgeldig acht

Twee jaar geleden (zie hier) besprak ik een zaak waarin was geoordeeld dat wanneer in hoger beroep, in afwijking van de eerdere uitspraak van de kantonrechter, een ontslag op staande voet alsnog rechtsgeldig werd bevonden, de werkgever desondanks het loon over de gehele periode tussen dit eigenlijk dus toch terechte ontslag tot de toekomstige dag waarop het Hof de arbeidsovereenkomst (opnieuw) beëindigde, aan de werknemer moest doorbetalen. Een gevolg van de door de Wet werk en zekerheid gewijzigde regels, dat door velen – terecht – als onrechtvaardig werd gezien. 

Op 13 juli jl. heeft de Hoge Raad in een soortgelijke kwestie (uitspraak) nu gelukkig het uitgangspunt  geformuleerd dat geen recht op loon bestaat vanaf de ontslag op staande voet-datum, als dit ontslag in tweede instantie door het Hof alsnog als ‘terecht gegeven’ wordt aangemerkt (en de werknemer in de in de vorige alinea genoemde periode niet voor de werkgever heeft gewerkt). Het voor risico van de werkgever laten komen van de later onjuist geachte uitspraak van de eerste rechter zou immers in het voordeel van de uiteindelijk in het ongelijk gestelde werknemer zijn; wat niet redelijk wordt geacht in de verhouding tot zijn werkgever. 

Een uitzondering op de hoofdregel is echter mogelijk. Dit als de eerste uitspraak in de specifieke omstandigheden – waartoe onder andere kunnen behoren de ontslaggrond en de reden waarom de kantonrechter in eerste instantie het ontslag op staande voet vernietigde – toch geheel of gedeeltelijk (wel) voor risico van de werkgever komt. Of als de werknemer van zijn gedrag geen of maar een gering verwijt kan worden gemaakt.

Nu volgens het wettelijke stelsel na een door de kantonrechter vernietigd ontslag op staande voet de arbeidsovereenkomst en daarmee in beginsel ook de verplichting tot loonbetaling doorloopt tot de door het Hof bepaalde einddatum, is het belangrijk dat de werkgever in hoger beroep een beroep doet op het adagium ‘geen arbeid, geen loon’. Vervolgens is het dan aan de werknemer om omstandigheden te stellen die maken dat de oorzaak van het niet hebben verricht van arbeid – ondanks zijn uiteindelijk alsnog geldig gebleken ontslag op staande voet – toch in redelijkheid voor rekening van zijn werkgever moet komen.

U kunt bij ons terecht voor procesadvies op maat. Bel 020-408 16 80 of mail naar: dewerd@btu-advocaten.nl.

Specialisme