Komt u als ondernemer in aanmerking voor de WHOA?

In deze coronatijden hebben veel ondernemers inmiddels aanzienlijke schulden opgebouwd. Bij leveranciers, bij banken en andere financiers, bij verhuurders, bij de belastingdienst, bij het UWV etc. Zeker als er straks weer betere tijden aankomen, is het de vraag wat er met deze schulden moet gebeuren. Betalingsafspraken maken en op basis daarvan volledig aflossen? Of juist in één keer proberen de schuld ´af te kopen´ bij de schuldeisers, via een crediteurenakkoord waarmee de schuld gedeeltelijk wordt betaald? Sinds 1 januari 2021 bestaat een nieuwe mogelijkheid om gemakkelijker tot een crediteurenakkoord te komen: de WHOA (Wet Homologatie Onderhands Akkoord). Het is eenvoudiger geworden om dwarsliggende crediteuren te dwingen aan een akkoord mee te werken.

Niet alle ondernemers kunnen echter voor deze WHOA in aanmerking komen. En soms kan het beter zijn een andere route te kiezen om de onderneming te saneren (bijv. via surseance van betaling of faillissement, gekoppeld aan een ´doorstart´). Door het beantwoorden van de onderstaande 7 vragen kunt u voor zichzelf een beeld vormen of uw onderneming voor de WHOA aanmerking komt, of dat een andere route meer voor de hand ligt.

Heeft u naar aanleiding van de beantwoording van de vragen en de daaronder door ons gegeven (korte) toelichting nog vragen of opmerkingen, dan kunt u uiteraard contact met ons opnemen. Dan kan via een mail naar: tekstra@btu-advocaten.nl

1. Wordt de onderneming uitgeoefend vanuit een rechtspersoon (BV,NV, stichting e.d.) of een privépersoon?

2. Dienen er ook schulden aan werknemers te worden gesaneerd, dan wel is er sprake van boventallig personeel?

3. Zijn er financiële middelen (geld) beschikbaar voor een crediteurenakkoord, zo ja komen die uit de onderneming zelf of van een derde?

4. Zijn er bij de onderneming verschillende groepen/klassen van crediteuren voor wie de ´schuldsanering´ zou moeten gelden (bijv. concurrent, preferent, crediteuren met zekerheid of met retentierecht, of aandeelhouders)?

5. Is er bij stemming over het akkoord naar verwachting een 2/3 meerderheid (qua hoogte van de schulden) te bereiken in één of meer van de verschillende klassen van crediteuren, die ook bij een faillissement een uitkering kunnen verwachten?

6. Is aantoonbaar dat de onderneming (na de schuldsanering) in de kern een levensvatbare/gezonde onderneming is en is de administratie van de onderneming voldoende op orde om de crediteuren (en andere betrokkenen) op een juiste wijze van alle benodigde informatie te voorzien ten behoeve van een crediteurenakkoord?

7. Wat zou volgens u verder nog van belang zijn voor uw beslissing over de te kiezen route?

Korte toelichting bij de vragen:

Bij vraag 1: is sprake van een privépersoon die de onderneming uitoefent (in een eenmanszaak of via een VOF of maatschap), dan kan ook de schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) een optie zijn.

Bij vraag 2: wordt deze vraag met ja beantwoord, dan vallen de WHOA en surseance van betaling in beginsel af. Houd er rekening mee dat bij een WHOA-akkoord (en bij surseance) de werknemers volledig moeten worden betaald. Personele reorganisaties dienen voorafgaand aan een WHOA-traject te worden afgerond.

Bij vraag 3: de crediteuren willen meestal in geld worden ´afgekocht´; voor de WHOA zal een zogenoemd TOA-krediet beschikbaar komen. Soms is omzetting van de vorderingen in aandelen mogelijk.

Bij vraag 4:  bij de WHOA is het mogelijk de crediteuren in afzonderlijke klassen in te delen; het akkoord hoeft niet voor alle klassen te gelden.

Bij vraag 5: als er verschillende klassen van crediteuren zijn voor wie het akkoord moet gaan gelden, is het normaal gesproken nodig dat een klasse die bij faillissement nog een uitkering zal krijgen (in 2/3 meerderheid) vóór het akkoord stemt. Daarnaast moet worden aangetoond dat de crediteuren via het akkoord meer zullen ontvangen dan bij een liquidatie/faillissement.

Bij vraag 6: de ondernemer die voor de WHOA in aanmerking wil komen, zal moeten aantonen dat de onderneming in de kern levensvatbaar en gezond is; anders is nog wel een liquidatieakkoord nog mogelijk.

Bij vraag 7: te denken valt bijvoorbeeld aan lopende contracten (met leveranciers of verhuurders) die te zwaar op de onderneming drukken, aan borgstellingen of garanties en groepsmaatschappijen.